Door GroenLinks-raadslid Tobias de Groot is tijdens de politieke maandagavond van 14 maart jl. het rapport ‘Broeden in Arnhem’ overhandigd aan wethouder Michiel van Wessem. Uit dit rapport over het atelierbeleid in Arnhem blijkt dat het atelieraanbod in onze stad de afgelopen jaren nauwelijks gestegen is. Dat was echter wel de bedoeling, gezien de streefcijfers die in 2003 zijn vastgelegd in de Ateliernota. Tobias: “Ons onderzoek roept een aantal belangrijke vragen op, die we nu aan het college hebben gesteld. Bovendien hebben we aanbevelingen geformuleerd om zo snel mogelijk zowel meer tijdelijke als permanente ateliers te realiseren”. Wethouder van Wessem gaf aan dat de nieuwe projectleider zeker gebruik zal gaan maken van het rapport bij het concrete plan van aanpak dat spoedig ontwikkeld zal worden.

 

Voordat Tobias het rapport overhandigde, stelde hij een aantal van de meest prangende vragen die het rapport opriep. Op de vraag hoe de gemeente haar doelstelling, dat Arnhem in 2013 300 permanente en 400 tijdelijke ateliers moet kennen, alsnog denkt te gaan halen, verwees de wethouder weer naar de projectleider die recentelijk is aangesteld. Uit het plan van aanpak dat hij zal gaan schrijven moet duidelijk worden hoe de gemeente verder gaat met haar oorspronkelijke doelstellingen en uitgangspunten. Tobias: “Hiermee wordt gelukkig gehoor gegeven aan onze belangrijkste aanbeveling dat er eindelijk duidelijke prioriteiten moeten worden gesteld”.

Het belangrijkste discussiepunt betreft de afweging tussen enerzijds de ambities van de gemeente met betrekking tot het ontwikkelen van creatieve milieus, en anderzijds de opdracht van stad en raad om zo goed mogelijk met gemeenschapsgeld om te gaan. Tobias: “In 2009 is al geconcludeerd dat de streefcijfers waarschijnlijk niet zouden worden gehaald. De raad heeft toen al besloten dat het streven naar winstmaximalisatie niet leidend mag zijn bij de verkoop van gemeentelijke panden”. De wethouder gaf aan dat nu preciezer vastgelegd moet worden hoeveel de gemeente bereid is bij te dragen als om ateliers te huisvesten onder de commerciële prijs word gebleven.

Op de vraag waarom de cultuursector niet vertegenwoordigd is in het zogenaamde ‘aanjaagteam’ antwoordde Van Wessem dat het team een initiatief vanuit de markt is, en dat het dus geen keuze van de gemeente betreft. De wethouder gaf aan dat in het team de verschillende partijen zitten die van invloed kunnen zijn op het in beweging krijgen van de vastgoedmarkt en van herbestemming van gebouwen bij elkaar te zitten. Hij zei ‘zich goed voor te kunnen stellen’ dat ze er bewust voor hebben gekozen in het team geen eindgebruikers in op te nemen. Om die reden heeft hij ook niet het initiatief genomen hen er wel bij te krijgen. Tobias: “Ik begrijp het wel, maar toch zou een vertegenwoordiger uit de culturele wereld relevante informatie over vraag naar en aanbod van ateliers en atelierswoningen”.

De fractie wacht nu het plan van aanpak van het college af. Tobias: “Ik hoop dat we met dit plan van aanpak inzicht krijgen in de concrete kosten, zodat we als raad een goed besluit kunnen nemen over de toekomst van het atelierbeleid”. De wethouder zegde toe een zo goed mogelijk beeld te geven van de afwegingen die gemaakt moeten worden, maar hoe concrete cijfers het college kan geven was volgens hem moeilijk te zeggen. Tobias: “Het is nu voor iedereen duidelijk dat het atelierbeleid faalt. Ik hoop dat de wethouder snel met concrete plannen komt, want de wachtlijst van kunstenaars die op zoek zijn naar een atelierruimte blijft maar groeien. Het is tijd voor grote stappen vooruit!”.