Het derde politiek café van GroenLinks Arnhem stond in het teken van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. GroenLinksers uit onder andere Arnhem, Rheden, Overbetuwe en Lingewaard gingen met elkaar in debat over een drietal stellingen onder leiding van de Nijmeegse fractievoorzitter Noël Vergunst. Het was een levendige avond, onder andere doordat bij alle drie de stellingen het aantal voor- en tegenstanders ongeveer gelijk verdeeld was. Concluderend kan gesteld worden dat de vraag in hoeverre mensen zelf verantwoordelijk zijn voor zaken en dus ook zichzelf moeten zien te redden ingewikkelde dilemma’s oproept waar geen eenvoudig antwoord op geformuleerd kan worden. Onderstaand vindt u een uitgebreid verslag van deze avond. Houd de website in de gaten voor de aankondiging van het volgende politiek café, of geef als u hiervoor graag een uitnodiging per mail ontvangt even uw gegevens door via bestuur@groenlinksarnhem.nl,

Het onderwerp ‘zelfredzaamheid’ komen raadsfracties vooral in deze tijd van bezuinigingen met betrekking tot allerlei verschillende afwegingen tegenkomt. De vraag luidt: hoeveel mag je van mensen zelf en van hun directe omgeving verwachten? Wanneer valt iets onder iemands eigen verantwoordelijkheid, en wanneer is de gemeente verantwoordelijk? Noël Vergunst wees er in zijn inleiding op dat zelfredzaamheid een begrip is waar GroenLinksers aan de ene kant vaak naar willen verwijzen, maar waar ze aan de andere kant ook moeite mee kunnen hebben – afhankelijk van hoe er invulling aan wordt gegeven. Het gaat om het dilemma of de overheid zich terug kan trekken van bepaalde terreinen, met als gevolg dat burgers meer zelf moeten doen en op elkaar aangewezen zijn. Per stelling pleitte er telkens zowel iemand een minuut voor als iemand een minuut tegen (overigens zonder dat dit per definitie ook zijn of haar eigen standpunt was), waarna de discussie los kon barsten.

De eerste stelling van de avond was ‘De vervuiler betaalt, ongeacht het inkomen’. Het Arnhemse raadslid Sjaak van ’t Hof was het hier erg mee eens: volgens hem zou iedereen mee moeten betalen aan afval. Op dit moment is het zo dat voor mensen met minimuminkomens de afvalheffing kwijtgescholden kan worden. Behalve dat dit de gemeente €1 miljoen aan inkomsten scheelt, vindt hij het een raar en oneerlijk systeem. Hij stelt dan ook voor om het systeem ‘diftar’ in te voeren, waarbij ieder huishouden betaalt voor de hoeveelheid afval die zij produceren. Dit brengt een stimulans met zich mee om minder afval te produceren, en dus kunnen ook minima op een positieve manier de kosten van hun afvalheffing beperken. Hij vindt het heel reëel om iedereen te laten betalen. Voorzitter van de Arnhemse GroenLinks-afdeling Joop Ouborg pleitte tegen de stelling, omdat volgens hem het voorgestelde idee niet de meest effectieve manier is om de hoeveelheid afval terug te dringen. Volgens hem moeten we hiervoor niet bij gewone huishouden zijn maar bij verpakkingsindustrie. Daarnaast wees hij er op dat er in Arnhem nog veel te behalen valt door op het gebied van afvalscheiding: plastic wordt nog niet goed gescheiden, en daarnaast zou bijvoorbeeld ook blik gescheiden kunnen worden. Wat betreft het deel ‘ongeacht het inkomen’ wees hij erop dat een fictieve €6 per geleegde kliko veel harder aan komt bij mensen die weinig te besteden te hebben. Om die reden is het volgens hem veel logischer het vrijstellingsbeleid te handhaven en de mindere inkomsten die je daardoor krijgt te compenseren door mensen die het wel kunnen betalen een hoger bedrag te laten betalen. Omdat mensen met een hoger besteedbaarder inkomen het bovendien veel minder is dit een manier om het ook voor deze groep effectief te maken.

In reactie op deze pleidooien passeerden veel verschillende argumenten de revue. Zo werd erop gewezen dat wanneer het vrijstellingsbeleid gehandhaafd wordt, het lastig wordt te bewerkstelligen dat de hoeveelheid afval die deze groepen mensen produceren teruggedrongen wordt. Daarnaast werd gesteld dat juist in wijken waar veel mensen met lagere inkomens wonen relatief veel afval geproduceerd kan worden, wat betekent dat juist daar veel bewerkstelligd zou kunnen worden. Een belangrijk tegenargument was echter dat de prikkel daar te hard aankomt ondanks dat daar ook relatief veel afval geproduceerd wordt: het is niet redelijk om van minima te vragen (veel) te gaan betalen voor hun afval. Bovendien wees iemand op het feit dat het vaak duurder is om bijvoorbeeld producten te kopen die niet in plastic zijn verpakt, en dus dat bewuster inkopen niet voor iedereen haalbaar is. Ook vroegen mensen zich af of het niet wat paternalistisch is om als overheid het inkoopgedrag van mensen te gaan beïnvloeden. Anderen vonden dat de overheid er juist voor is om burgers op te voeden, of in ieder geval burgers een spiegel voor te houden. Ook werden er praktische dilemma’s opgeworpen: als mensen moeten betalen per keer dat ze afval in een container gooien zouden ouderen en gehandicapten die slechts kleine hoeveelheden afval kunnen tillen in het nadeel zijn. Ook loop je als stad het risico dat mensen grote hoeveelheden afval gaan dumpen, naast containers of zelfs in buitengebieden. Strikte handhaving zou mogelijk een oplossing kunnen bieden, maar dat is weer duur waardoor het beleid in ieder geval weinig tot niets meer op zou leveren voor de gemeente. Ook wordt niet in alle wijken in Arnhem GFT gescheiden, waardoor sommige mensen per definitie meer zouden gaan moeten betalen omdat ze dan meer restafval overhouden. De meningen over de stelling bleven geheel verdeeld: concluderend kon gesteld worden dat vrijwel iedereen het weliswaar belangrijk vond dat er minder afval geproduceerd gaat worden, maar dat er onenigheid bestond over de vraag of het nu een taak van de gemeente is om zich daarmee te bemoeien, of het beleid te handhaven zou zijn en of het wel rechtvaardig is als ook mensen met een minimuminkomen moeten betalen voor hun afval.

De tweede stelling was ‘Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen stoep’. De achterliggende gedachte was dat de gemeente nu veel geld kwijt is aan het onderhoud van de openbare ruimte en dat om die reden burgers wellicht gevraagd kan worden zelf ook een bijdrage te leveren. Fractiemedewerker van GroenLinks Arnhem Lotte Melenhorst pleitte voor deze stelling: volgens haar is het een voorbeeld van typisch GroenLinkse solidariteit en verantwoordelijkheid als mensen er zelf voor zorgen dat hun stoep er netjes bij ligt. Iedereen leeft graag in een veilige, gezonde en nette leefomgeving en dus hebben burgers volgens haar wat dit betreft allemaal een zekere verantwoordelijkheid hebben. Voor de gemeente is het een grote en kostbare klus om de hele stad schoon te houden, terwijl het voor mensen een kleine moeite is die veel oplevert. Omdat het bovendien in de loop van de tijd steeds normaler zal worden om je eigen stoep fatsoenlijk te houden, zullen steeds meer mensen ook hun stoep ook netjes houden. Ze gaf meteen al toe dat de moeilijkheid hem wat dit betreft zit in de handhaving van dergelijk beleid, en suggereerde daarom om bijvoorbeeld te werken met positieve stimulansen als bijvoorbeeld een straat er structureel goed uit ziet. Bestuurslid van GroenLinks-Arnhem Rob Gietema wees er op dat dit beleid inderdaad een enorme administratieve last met zich mee zou brengen. Hoewel hij aangaf er op zich voor te zijn dat mensen meer initiatief tonen om de openbare ruimte te onderhouden, was hij het niet eens met de manier die voorgesteld werd. Zo wees hij erop dat het lastig is om te gaan met mensen die dit zelf moeilijk kunnen doen, die zouden dan anderen om hulp moeten vragen, of zij zouden een vrijstelling moeten krijgen, wat veel ingewikkelde procedures en veel tijd betekent. Ook vroeg hij zich af wat er dan gedaan wordt met de vele stoepen die ‘van niemand’ zijn. Bovendien wees hij erop dat het onpraktisch is dat ieder huishouden dan allerlei gereedschap aan moet schaffen, terwijl het veel (kosten)efficiënter is als de gemeente hiervoor eenmalig materieel aanschaft. Hij stelde als alternatief voor om vrijwilligers per wijk te organiseren en zo de krachten te gaan bundelen om de openbare orde netjes te houden.

In reactie op bovenstaande pleidooien werd meerdere malen gewezen op het feit dat mensen nu eenmaal niet bereid zijn om hun stoep schoon te houden, en dat dergelijk beleid daar waarschijnlijk weinig verandering in zou brengen. Daarnaast deed de vraag zich voor hoe het beleid bijvoorbeeld bij flats gehandhaafd moet worden. Daarnaast waren er mensen die meenden dat dit typisch dingen zijn waar je belasting voor betaalt, en dat de politie wel betere dingen te doen heeft dan bij mensen aanbellen omdat hun stoep vies is. Mensen zullen bovendien met eigen oplossingen komen, waardoor de gemeente toch weer regels zal gaan formuleren over wat mensen wel en niet met hun stoep mogen doen. Er waren ook mensen die wat onverschilliger waren en zich afvroegen wat het ons interesseert als er een beetje onkruid tussen stoeptegels zit. Er waren ook mensen die wel hun eigen stoep schoon zouden willen houden, maar die in ruil daarvoor dan ook zeggenschap wilden hebben over hun stoep en de vrijheid wilden hebben er bijvoorbeeld plantjes neer te zetten. Ook deed zich in dit verband weer de vraag voor dat je bijvoorbeeld van mensen die slecht ter been zijn niet kan vragen hun stoep schoon te houden. Aan de andere kant waren er ook mensen die meenden dat mensen juist onverschillig worden doordat hun straat er slecht bij ligt, en dat ze hun stoep best schoon zouden gaan houden als de andere buurtbewoners hetzelfde doen. Uiteindelijk bleken ook over deze stelling de meningen vrijwel gelijk verdeeld. Schone stoepen wil iedereen wel, en het zou mooi zijn als er een cultuurverandering plaats zou vinden waardoor mensen zelf wat meer aandacht besteedden aan hun leefomgeving, maar mensen te verplichten dit te doen werd door sommige aanwezigen als erg dwingend ervaren en bovendien lijkt ook op dit terrein de handhaving problemen met zich mee te brengen.

De derde en laatste stelling van de avond luidde ‘Bezuinigen op huishoudelijke hulp kan best, de buurvrouw kan ook wel stofzuigen’. Het Arnhemse raadslid Marieke Overbeek pleitte voor deze stelling. Volgens haar zijn mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen leven maar zijn we te veel gewend geraakt aan een overheid die voor ons zorgt als ons ook maar iets mankeert. Ze stelde daarom voor om voor een stapje terug te kiezen, wat inhoudt dat mensen zo lang mogelijk hun eigen leven moeten regelen, en dat pas wanneer dat echt niet meer gaat ze gebruik kunnen maken van het vangnet van de overheid. GroenLinks-lid Irene Korff was het er weliswaar mee eens dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven, maar volgens haar betekent dit juist dat het niet de verantwoordelijkheid van de buurvrouw is. Zelfstandigheid mag niet zomaar ontaarden in afhankelijkheid van anderen, en volgens haar zou dat hierbij wel het geval zijn. Bovendien brengt een dergelijke situatie het risico met zich mee dat er misbruik van gemaakt kan worden, bijvoorbeeld wanneer de buurvrouw geld wil ontvangen voor haar hulp. Dit zou moeilijk gecontroleerd kunnen worden. Ook wees ze op het recht op privacy, wat betekent dat mensen nu eenmaal niet altijd willen dat de buurvrouw in hun privé komt rondsnuffelen, en bovendien zou het zomaar kunnen dat de buurvrouw misschien nog wel slechter voor zichzelf kan zorgen dan jijzelf. Het is volgens haar dus prima om mensen aan te spreken op hun eigen kracht, maar stofzuigen door de buurvrouw hoort daar duidelijk niet bij.

Onder de aanwezigen bleken vrij veel mensen het verdacht en soms zelfs asociaal te vinden dat er in tijden van bezuinigingen ineens voor gepleit wordt dat de buurvrouw wel kan gaan stofzuigen. Iemand anders wees erop dat we er wellicht wel helemaal niet van uit kunnen gaan dat iedereen in staat is het huishouden van een ander te doen. Aan de andere kant werd ook juist het idee van ‘samenredzaamheid’ geopperd, wat betekent dat we naar een samenleving zouden moeten streven waarin mensen actiever zelf op een creatieve manier vormgeven aan waar ze voor staan, in plaats van dat de overheid altijd maar met een oplossing moet komen. Er zou de afgelopen decennia een soort overregulering plaatsgevonden hebben waardoor mensen van allerlei hulp afhankelijk zijn geworden. Hoewel veel mensen zich wel in dit idee konden vinden, werd er ook op gewezen dat die overregulering niet vervangen mag worden door onderregulering. Door echter regels af te schaffen zijn mensen wel weer automatisch op elkaar aangewezen zijn, wat bijvoorbeeld de sociale cohesie ook zou kunnen bevorderen. Aan de andere kant kennen mensen hun buren nu al nauwelijks, wat het moeilijk zou vragen hen om hulp te gaan vragen. Een ander probleem zou kunnen zijn dat je mensen die vrijwillig een taak op zich nemen moeilijk op hun verantwoordelijkheid aan kunt spreken. Bij professionals kan dat wel, dan weet je zeker dat mensen ook echt de hulp krijgen waar ze behoefte aan hebben. Aan de andere kant moeten we wel met creatieve oplossingen komen nu de hulpbehoefte in het algemeen flink zal gaan stijgen dankzij de vergrijzing. Bovendien zou dergelijk beleid tot gevolg kunnen hebben dat mensen in de huishoudelijke hulp hun baan verliezen. Al met al deelde vrijwel iedereen het uitgangspunt dat mensen verantwoordelijkheid zijn voor hun eigen leven en dat als er echt niemand is er voorzieningen moeten zijn. Over de vraag in hoeverre je van mensen kan verwachten dat ze elkaar helpen werd echter geen eensgezindheid bereikt.